vrijdag 30 november 2012

TEDDY KOOT

Nooit hebben wij een dier méér op haar plaats gezien dan Teddy Koot. Zij was de Dijkloper onder de viervoeters, geen hond om aan te halen en te aaien, maar een vuilnisbak die erf op erf af, tuintje in en tuintje uit her en der aan haar kostje kwam.Teddy aan een lijn of aan een ketting vastzittend zoals de herdershond van Thijs van Wijk aan de Driesprong, zou een even onmogelijke combinatie zijn geweest als president Kennedy met een kuisheidsgordel. Hoe Teddy Koot de Dijk overstak, schuin en stiekempjes; haar bek aflikkend, achter spelende kinderen om….. Dat beeld was zowel rustgevend als om te lachen en zou in een Jan Steen of een Pieter Breughel niet hebben misstaan. Ze werd nogal eens ruw benaderd, kreeg hier een gooi en daar een trap, niet zo netjes allemaal, of werd met stenen bekogeld. In die dagen zijn het arme beest de meest uiteenlopende zaakjes aangewreven; van het vernielen van bloemen en planten, tot het vol piesen van klompen en het onderpoepen van een motor toe. ”Dat zal die hond van Koot wel gedaan hebben”. Teddy de zondebok, het zwarte schaap. En toch hoorde Teddy erbij; als de koeien en de knotwilgen. We zien haar weer lopen. Ze buigt zich aan de buitenmuur over een wit geëmailleerd schaaltje met blauwe rand. Een kliekje havermout. Ze slobbert het naar binnen en likt haar bek af. Zo, dat pakken ze haar niet meer af.

woensdag 28 november 2012


ROOKWORST

Misschien was het wel op de dag waarop we kromme spijkers recht hadden geslagen. Er moest iets gerepareerd worden aan de schuur, staat me bij. Het was altijd gezellig, bij Bednorz en we mochten
die avond mee-eten. Maar moesten we eerst de geit niet verpinnen en de duiven voeren? Wij hadden dat thuis niet, zoveel beesten. Niet meer dan een paar konijnen waren we rijk. Twee stomme dieren die altijd maar dezelfde grimassen trokken en klaver en doorgeschoten sla naar binnen werkten, en dat allemaal om met kerstmis in stukken op tafel te belanden. Voorbij de duiven en de geit, achter op het land van de familie Bednorz, aan de rand van het weiland van Cor de Gier, stonden struiken met overheerlijke kruisbessen die bijna rijp het lekkerst waren. Ook stonden er braamstruiken. De oogst daarvan verwerkte mevrouw Bednorz in toetjes of deed ze op zelfgebakken cake met slagroom. Erik, de oudste en voor ons nog altijd Rik, speelde gitaar en had evenals Gerda en Siem les van de populaire meester Becker, één van die (weinige) onderwijzers die buiten roosters en saaie boekjes om les kon geven, ook ná schooltijd. Meester Poker en meester Kuiper beheersten dat ook. Zij waren de krenten in de pap, de rookworsten op de boerenkool. En dát was wat we aten die avond bij Rik thuis. Meneer Bednorz schepte boerenkool op en toen kwam het……Was die rookworst voor ons alleen? De vader van Rik zag onze blikken vol ongeloof en knikte ons toe en deed zijn ogen daarbij even dicht. Ja, die grote stukken worst waren voor ons! Soms leerden we op één avond meer dan in een heel schooljaar.     

maandag 26 november 2012


DE BOOSKIJKER EN ANDERE VRIJERS

Arno keek in het decolleté van Maria, pakte een gulden uit zijn portemonnee, liet het muntstuk in haar gleuf vallen en ving het aan haar voeten weer op. Er woonden mooie meisjes in de buurt, met rondingen veelbelovend en ogen die meer leken te zien dan die van ons, puberjongens. Sommige van die meisjes waren jonge vrouwen en al verloofd. Zij stonden op het punt van trouwen. Annie en Janie bijvoorbeeld en Riek en Wil en Gerda. Bekende stellen die ook al lang verkering hadden waren Willem en Truus, Lambert en Ans en Joost en Plonie. Zij fietsten langs op zondagmiddagen, hand in hand, of liepen innig gearmd over onze hinkelhokken,  knikkerputjes en over ons ,,voetbalveld”. Soms moesten we ons speelterrein verleggen als het werd ingenomen door de grote jongens van de overkant die ook al een partner hadden en het braaf op de stoel zitten naast vrouw of verloofde voor even wilden onderbreken. In hun witte overhemd met stropdas en keurig gepoetste schoenen leefden zij zich uit met een potje voetbal waarbij het soms stevig toeging. Gijs, Cor, Nico en Herman schopten vaker tegen schenen dan tegen de bal. En dan was daar ook Martin nog met zijn barse stem. Hij was voor ons “de booskijker”. Hij was op Riek maar wat zag zij in hem. De kleinste kinderen in de buurt waren bang voor hem. Martin plaagde meestal maar wat maar hij kéék zo boos….. .Joop had ook een stuurse blik en Nol van de Kant met zijn paard en wagen had evenmin een vriendelijk voorkomen. En laten we buurman Van Ooyen niet vergeten, dat was ook de vrolijkste niet en helemaal niet als er een bal in zijn tuin werd geschopt. Op een dag toen het speeltuig pardoes voor zijn voeten in zijn tuin was beland had hij er snel en ongezien het mes in gezet. Tot onze stomme verbazing kregen wij een lekke bal terug. 

zaterdag 24 november 2012

 

 

 


                 22 november  Papendorp





 

donderdag 22 november 2012


WACHTEN OP EEN WOLK

Ochtendzon. Warm asfalt al en alles was er nog. Allereerst het gekibbel van de zusjes De Rijk. Het was te doen om een jurk van Annie die zij niet had aangeschaft om Maria daarmee van dienst te zijn als we het goed hadden begrepen. Het ging er nogal op. Ze overstemden de kwetterende mussen in de klimop. Ochtendzon. Weer een nieuwe dag in de grote vakantie. De serredeur van Wagevoort viel niet in het slot en dat was goed. De serredeur van Wagevoort hoorde niet in het slot te vallen op dat vroege uur. Het zou de wereld op zijn kop hebben gezet, de voorspelling van de Wachttorenverspreiders zou wellicht zelfs uitgekomen zijn. Dat de serredeur niet in het slot viel was tekenend voor de bedrijvigheid daar. Er was van alles te doen; de duiven en kippen moesten gevoerd, schuren moesten worden schoongemaakt, de rode bessen moesten geplukt en zo nog het een en ander. Een genot al die actie, voor degene die zomaar wat aan het lanterfanten was; steentjes tegen de lantaarnpaal schopte en eens naar de blauwe hemel keek. Ach, wat was lanterfanten, “niksen” noemden grote mensen het ook wel, toch een fijne bezigheid. Vooral in de zomer. Zomaar op het dak van het klompenhokje zitten met je rug tegen de warme muur, of hangen in de heg en liggen in de berm. Wat was er méér te wensen. Viel het wachten op een wolk ook onder “niksen?” Hier waren we, uit de kerk komend en eenmaal weer goed en wel op de Dijk, soms heel druk mee. Als er een wolk voor de zon schoof was het alsof een donkere loper over de Dijk werd uitgerold, daar sprongen we overheen en keken de steeds maar verder rollende ,,vloerbedekking” na totdat we geen beweging meer zagen. Zo ging het ook andersom en was het wachten op het moment dat het plukje watten de zon weer vrij spel gaf en de loper weer werd opgerold. Soms lagen we met de buik op het asfalt te wachten en werden we daarbij gestoord door een auto. Het gebeurde ook wel dat een wolk uiteindelijk aan de zon voorbijging en we voor niets hadden liggen wachten. Ochtendzon en zomaar wat lanterfanten aan het begin van een nieuwe dag waarop nog van alles kon gebeuren. Dat was pas vakantie!                  

dinsdag 20 november 2012


HOE WIJ AAN ONZE GEUZENNAAM KWAMEN

Wanneer we bij elkaar zijn - familie, vrienden, (oud) buurtgenoten - praten we naast alles wat ons nú bezighoudt ook over vroeger. Er is nu eenmaal geen heden zonder verleden. We kennen intussen de onverbiddelijke natuurwet, maar wat zouden we al die mensen die al vertrokken zijn naar de eeuwige jachtvelden weer graag terug willen zien. Ook buurman Koot, en zou hij zich dan die middag in de zomer nog herinneren? We hadden een gevaarlijk kunstje uitgehaald en dat moet hem lang dwars hebben gezeten…..De Dijk was ons terrein, zo moeten we dat zien, ons voetbalveld, onze Linnaeushof, onze eigen Efteling met onze eigen attracties. De Dijk was van ons en het verkeer een spelbreker. Of het nu de firma Goes was met een vracht appels achter de tractor waarvoor wij ruim baan moesten maken of Willem van Dam met een zak met veevoer op zijn fiets, het kwam ons nooit gelegen onze activiteiten te moeten onderbreken. Ook niet toen we buurman Koot, de klompenboer, met zijn motorbakfiets zagen naderen. Sommige dingen gebeuren spontaan en we wisten dat meneer Koot snel driftig kon worden en waarschijnlijk juist dáárom kwam het bij ons op om vlak voor zijn pruttelend karretje nog eens over te steken.Toen was de boot aan. Hij foeterde ons uit en vloekte alle duivels uit de hel, we zouden er nog van horen. Wacht maar! Het voorval zou nog een staartje krijgen.
Nacht was het, midzomernacht. Zonder droom. Ik was nog wakker, mijn broers sliepen en droomden misschien wél. Ook in de andere slaapkamer was het rustig. Een enkele auto die ons huisje passeerde verbrak de stilte, ergens blafte een hond. Allemaal vertrouwd. Stilte weer, en maar niet kunnen slapen….. “De slaap der rechtvaardigen” had ik pa wel eens horen zeggen. Waren alle slapers rechtvaardig? En hoe stond het dan met mij? Zo lag ik te piekeren en toen…..het geluid van klompen op de Dijk…….Het was nog ver weg maar het kwam dichterbij.Wie kon dat zijn op dat uur? Ik kroop naar het voeteneind. Op die plek, bij de tenen van Theo, kon ik door het raam kijken. Daar was ie, onder de lantaarn. Meneer Koot! We zouden nog van hem horen had hij ons toegeroepen. Buurman Koot liep mank, er was iets met zijn heup. Zijn cadans leverde een mooi geluidseffect op. Een duidelijk hoorbare klank, afgewisseld met een antwoord van verder weg, bijna een weerklank. Langzaam kwam hij naderbij. Ik probeerde geen enkele beweging te maken, hij mocht me niet zien. Eenmaal bij ons huis aangekomen moet op dat moment hem het voorval van die middag te binnen zijn geschoten. Uit de diepste diepte maar aangepast aan de stilte van de nacht kwam het over zijn lippen; “D I J K L O P E R S”.                

zondag 18 november 2012



 ….en de spiegel zei: Dijkloper, Dijkloper bijdehand, wie is de mooiste van het land?
En Dijkloper sprak: Gij spiegel, gij zijt heel mooi, maar er is één spiegel mooier…...
Zij is te vinden - en dat ligt voor de hand - in alle windstreken en altijd aan de waterkant.


vrijdag 16 november 2012

IN HET MAJEM

Zonder dat er ooit onderzoek naar is gedaan kunnen we gerust stellen dat elke Dijkloper  tenminste één keer in zijn of haar Dijkloperbestaan in de sloot moet hebben gelegen. Of in de plomp, of in het majem zoals we plachten te zeggen. Meneer De Vries vond er zelfs zijn einde in. Dáár werd niet om gelachen, maar hoe anders was het als je in het majem terechtkwam en daar (hoestend en proestend) weer uit wist te komen. Dan was de hilariteit meestal groot en werd er doorgaans lang over nagepraat. Te water gaan in een baggersloot gebeurde zelden vrijwillig. Toch was er een uitzondering. Onze oudste schoonzus, Marie Louise, hoogzwanger van haar eerste kind, kwam terug van een wandeling in de boomgaard en was halverwege de plank die achter het huis over de sloot lag, toen ze haar evenwicht verloor. Denkend aan de kleine bedacht ze bliksemsnel dat er maar één mogelijkheid was om veilig te landen en onder haar aankondiging “ik spring” koos ze voor de plomp. Héél kleine Dijklopers waren we nog toen broertje Theo plotseling in hetzelfde slootje lag te spartelen. “Moe!, Theo ligt in de sloot!” We waren autootje aan het spelen met margarinedozen over ons hoofd, maar daar hadden we raampjes in gemaakt én een stuur, dus hoe kon zoiets gebeuren?! Met een toegestoken hark die Theo moest vastpakken trok moeder hem op de kant. Ook ik zei de gek heb een keer een nat pak gehaald, in de buurt van de meidoorn. Ik wilde het kunstje van Arie Miltenburg uithalen. Arie, bij iedereen bekend als “broertje”, fietste vaak langs en hield zijn stuur op een stoere manier vast. Ik fietste tussen de middag van school naar huis om te eten en pakte precies als Arie met mijn rechterhand het linkerhandvat beet. Maar dat was maar voor even…..Al te enthousiast had ik aan het stuur getrokken en plons! Daar ging ik, met fiets en al. Geholpen door Riet Miltenburg, een zus van Arie nota bene, ben ik op de kant geklauterd. Maar wát een ellende had ik aan mijn lijf en aan mijn fiets hangen….De halve onderwaterwereld. De familie De Bruin zag me aan komen fietsen en lachte me vierkant uit. Een uurtje later weer eenmaal op school, bleek de hele klas al op de hoogte te zijn van mijn avontuur. Ach, en dan mijn vader, het is nog niet zó lang geleden; het was op een avond en al donker. Het gezichtsvermogen van pa was al niet meer honderd procent en hij vergiste zich in de plek van een lichtbron. Die bevond zich niet vóór de sloot maar aan de overkant daarvan, in de tuin van één van de nieuwe villa’s…..Toen hij op het droge was gekropen en zijn fiets op de kant had getrokken was het eerste dat bij hem opkwam het opsteken van een sigaar. Zijn “gereedschap” zoals hij zijn rokertje noemde, was tenminste nog droog.          

woensdag 14 november 2012


STRONT

Koos had zitten kakken achter de loods van Smienk en wij moesten naar het bouwwerk komen kijken. In de Katholieke Illustratie hadden wij eens een afbeelding van de Dom van Keulen gezien, daar had het iets van weg. Wát een hoop stront! Later is er een afdruk van een kinderschoen in aangetroffen en hing er bij Van Es op het erf een vloerkleed te drogen. “Als het maar over stront gaat”, zei moeder Van Schaik, “dan leven jullie” en inderdaad, dat viel niet te ontkennen. Stront was en is een dankbaar onderwerp. Zo zal menige Dijkloper zich herinneren hoe boer Dirk door zijn paard door de mesthoop werd getrokken. “We gaan starten” zo had hij laten weten maar het paard was ergens van geschrokken en was hem vóór en Dirk was daar niet op bedacht. Toen we het thuis vertelden moest onze pa daar smakelijk om lachen en zei: “Je moet bij dat soort dingen niet méér nemen dan een neus vol”. Van hem is ook een andere uitspraak bekend; als iemand van ons eens “niets te doen” had en daar melding van maakte zei hij: “Ga je voeten maar zitten wassen op het schijthuis”. Nee, we waren niet vies van een strontpraatje en hadden het niet van een vreemde bovendien. Broer Theo stond er ook niet afwijzend tegenover en was tevens niet afkerig van de materie zelf. “Jij durft je neus er niet mee in te smeren” zei Siem tegen hem in het kippenhok,wijzend op de kippenstront en Theo vroeg Siem wat of hij er voor over had als hij die durf wél had en die in praktijk zou brengen. Siem had daar wel een dubbeltje voor over en voor een dubbeltje smeerde Theo zijn neus in met de smurrie. Zo zijn er vele anekdotes op te dissen waarbij het om stront draait. Ook die van de portemonnee aan het touwtje, waar we achter de heg gezeten eens niet aan zouden trekken, omdat we de onderkant van de beurs hadden ingesmeerd met dat van een koe. Buurman Lindeman was de gelukkige. Hij werd rood tot in zijn nek maar zijn vingers hadden een andere kleur. Laten we besluiten met het verhaaltje waarin Wim de hoofdrol speelde. We lagen in bed en Wim moest nodig, en omdat hij niet wéér naar beneden mocht met zijn fratsen en moe aan dat verbod had toegevoegd dat hij het maar uit het raam moest doen, poepte hij - luid aangemoedigd door zijn broertjes - uit het slaapkamerraam. Niet wetend dat oom Kees daar onder zijn motor had geparkeerd……Enfin, onze moeder was jarig, maar Wim was het de volgende dag nog niet.       

dinsdag 13 november 2012

LAAGHANGEND EN DUN

Mist. De Dijk was als een bruid. Een bruid in de morgen. Wat een jurk en wat een sleep. Was meneer De Vries daarin verstrikt geraakt? Of was het de drank of de epilepsie?

Mist; laaghangend en dun. Het geluid van klompen op het asfalt. Stemmen, gedempt. Ze hebben meneer De Vries gevonden. In de sloot. Het lijk ligt als een lappenpop, druipend op het melkkarretje van de buurman. Hebben we dit met eigen ogen gezien? Voor kleine Dijklopers was de dood immers taboe? Toch zouden ook zij met de dood kennismaken. Mist…… Maar alles wordt helder. De zon breekt door, boven de boomgaard van Van Oostrom. Ze tilt haar jurk op. Kippenvel op haar kuiten. Ze doet haar schoenen uit en loopt met haar bleke voeten op het gras. ,,Pas op”, waarschuwt iemand, ,,er liggen stukjes asfalt en die blijven voor altijd aan je kleven”.  

zondag 11 november 2012


ONBEWOONBAAR  

Het huis van Van Zwieten was het huis onder de hoogspanningsmast en plotseling stond het leeg. Zou het tegen de vlakte gaan? Als het huis van Tonen? Maar dáár was dat bord tegen de gevel getimmerd met “ONBEWOONBAAR VERKLAARD”. Kinderen houden van duidelijkheid, vroeger ook al en wij vonden het huis van Van Zwieten ook ONBEWOONBAAR, een “afgekeurde woning”, waar Johnny Jordaan van zong. Rinkeldekinkel! Daar ging de eerste ruit. Geen idee wie de eerste steen had gegooid, maar het was plotseling oorlog op de Dijk. Ieder mens heeft destructieve neigingen. Ook de kleine - . Maar het was toch onbewoonbaar? Nou dan! Na die eerste ruit volgden er meer, het regende stenen en glasscherven. Hoe stond het aan de achterkant? Er bleef geen ruit meer heel. Mijn hemel, wat hadden wij dat lieve huisje toegetakeld….Alleen de wolf hoefde nog maar langs te komen om het omver te blazen. Overal lag glas. We begonnen ons ongerust te maken, ons schuldig te voelen, het was alsof we de stenen die we hadden gegooid, hadden ingeslikt. Had iemand iets gezien of gehoord? Het werd donker. We zijn naar huis gegaan. Wie WE waren? We weten het niet meer, maar wat we wél weten is dat er die avond een nors kijkende man in een zwartleren jas bij ons aanbelde. Een "huisjesmelker”, hoorden we later. Hij bulderde als zijn motorfiets. ,,Het is gezien, het zijn uw kinderen geweest”. Het was zo helder als glas (...) en die kinderen lagen die avond vroeg op bed.        

vrijdag 9 november 2012


Wandelen langs het water. Het zomerjasje is te dun voor nu en voor de winterjas is het niet koud genoeg. De blaadjes aan de bomen zijn te tellen. In één huis brandt licht. Verheugt men zich hier over de winst van Obama of op de komst van Sinterklaas? Of buigt men zich met een zorgelijk gezicht over de consequenties van de inkomensafhankelijke zorgpremie?                                           

donderdag 8 november 2012


“WIJ KOMEN TERUG”


De meidoorn is al van oudsher een boom waaraan uitzonderlijke krachten worden toegeschreven……

Toen De Dijk De Dijk nog was stonden er naast de vele wilgen en populieren ook vier witte meidoorns. Na de eerste bocht, komend vanaf de Hoge Woerd of Het Zand, stonden er twee aan de rechtse kant in de berm naast het slootje. In één van die meidoorns kon je naar binnen als bij een tent. Er was ruimte voor wel vier kinderen. Er werd landpikkertje in gespeeld of een appeltje in gegeten. Misschien zijn er eerste kusjes in uitgedeeld. Op zekere dag in de grote vakantie hielden drie nog piepjonge Dijklopers een tussenstop bij die meidoorn. Buiten ‘Dijkloper’ waren dat er dus nóg twee; broer Wim en broertje Theo. We kwamen uit de doordeweekse mis, dat was toen nog, en hadden weer veel moeten lachen om pastoor Bonenkamp met zijn luide stem en Franse accent. We gingen de meidoorn binnen en Wim kwam op een idee. Hij trok een gewichtig gezicht en zei: “we zullen ze hier eens goed bang maken”. Hij brak een takje af en tekende pijlen, cirkels, halve maantjes en andere, raadselachtiger figuren in de aarde. Hij leek bijzonder tevreden met het resultaat maar zijn werk was nog niet gedaan. Er kwam een grimmige trek op zijn gezicht toen hij er de volgende drie woorden aan toevoegde: "wij komen terug". Later op de dag werd Wim om een boodschap gestuurd en kwam met het volgende verhaal terug; bij de meidoorn hadden zich wel tien mensen verzameld, kinderen maar ook volwassenen. Het was een drukte van belang. Ze hadden zich over de geheime tekens gebogen met de drie woorden. Mevrouw Goes of mevrouw Van Dam, daar was hij niet zeker van, had van een “kwajongensstreek” gesproken maar de meeste mensen bij de meidoorn stonden te rillen als rietjes en zagen bleek.    

maandag 5 november 2012


WINKELEN IN DE ACHTERTUIN 

,,Tom, kijk eens uit het raam! Een sperwer in de achtertuin!” Een sperwer? Zo zout heb ik het nog nooit gegeten, hoor ik mijn vader zeggen die allerminst afkerig was van een hartige hap. Roofvogels zagen wij als kind hoog boven het weiland, daar stonden ze te “bidden”, uiteraard ook iets dat de goedkeuring van pa Van Schaik kon wegdragen, maar hier en nu komt de sperwer dus tot aan de keukendeur! Is het een sperwer? Bij Ruud bestaat daar geen twijfel over. We slaan de vogelgids erop na en met de gevederde vriend nog op mijn netvlies kom ik er niet direct uit. Was het geen buizerd? De vogel was bruin als de buizerd en de buizerd wordt nogal eens verward met de wespendief….maar een sperwer van het vrouwelijk geslacht heeft ook een bruin verenkleed, dus….. houden we het toch maar op een sperwer die we hebben gezien. Een sperwer die op zaterdag, boodschappendag bij uitstek, is komen winkelen in onze achtertuin. Ze had haar keuze snel gemaakt. Met een koolmees tussen de poten is ze weggevlogen. 

vrijdag 2 november 2012


JAN

Op het moment van schrijven wordt hij overluid. Jan Kampers, Groenedijker en Merenees, is overleden. Het clichébeeld van de oude eik die is geveld, dringt zich op. Als kind mochten wij mee met de vrachtwagen die hij toen bestuurde en zagen wij de Dijk vanuit een ander perspectief. Talloze mensen kennen Jan natuurlijk als glazenwasser. Welke ruiten heeft hij níet gereinigd en in welke zag hij niet heel even zijn spiegelbeeld. Maar Jan was vooral naar buiten gericht. Hij zag je altijd en groette je altijd. Een mooie eigenschap die je ook bij zijn kinderen en kleinkinderen ziet. En Jan zag méér en vaak zag hij ergens de humor van in. Vanzelfsprekend groette hij ook Lange Kees die ooit met zijn handen in zijn zakken op de Dijk voor Jan uit liep. Jan claxonneerde en Lange Kees deed geen enkele poging zijn handen uit zijn zakken te halen. Onverstoorbaar liep hij door en…..groette terug door het uitsteken van zijn been. Van deze schilderachtige, korte scène deed Jan ons verslag. Vaak moet ik hier aan denken. In Jan ging misschien een cineast schuil, een goed waarnemer was hij zeker. Hij hield van anekdotes en verhalen onder het genot van een biertje of een borreltje en kwam er zelf ook mee op de proppen. Hij kon beeldend vertellen over burenruzies die uit de hand waren gelopen en over familiebijeenkomsten die uitmondden in grote feesten. Het is moeilijk voor te stellen, Jan Kampers - iemand die één was met zijn omgeving - hier niet meer te ontmoeten.          

donderdag 1 november 2012


Vanochtend: ik vind een briefje op de laptop…….
”Het is er. Je ziet het bijna niet tussen die 2 vrouwtjes en dat andere kind”.

EEN VROUW DIE PIJN HEEFT

Indra is hoogzwanger. Ze schudt met haar kop en zwaait met haar staart. ,,Dit is een vrouw die pijn heeft”, zegt Annie. Volgens haar kan het niet lang meer duren. ,,Zou ze trompetteren? Wat jammer dat er geen geluid bij is hè?” Via de laptop zijn we verbonden met het olifantenverblijf van dierenpark Amersfoort. Maar mijn werk als huisman gaat ook door. Ik neem de keukenkastjes af met water en groene zeep en moet straks de vloer nog doen en de vensterbanken in de kamer. ,,Kijk, ze staat nu met haar benen wijd”. Ik word op de hoogte gehouden van elke beweging van Indra, maar sinds wanneer hebben olifanten benen? Die opwaardering geldt zeker alleen voor zwangere olifanten…,,Ze is nu toch meer met haar achterlijf aan het werken hoor”. Dat zal ik ook eens proberen, roep ik terug, bij de lage deuren en lades mag dat geen probleem zijn. Is er al ontsluiting?, informeer ik als ik al een poosje niets heb vernomen. Ik hoor vrouwlief lachen en zal haar nóg eens plagen. Ik informeer of weeën echt zo pijnlijk zijn. ,,Wat denk je?” zegt ze, ,,de baarmoeder trekt samen en dat doet pijn, bovendien betekent het woord wee al pijn, wéét je wel?” Zo, met regelmatig een blik op het olifantenverblijf, verstrijkt een groot gedeelte van de dag. Ik stel voor de laptop vanavond mee naar bed te nemen zodat we vannacht om de beurt bij Indra kunnen waken, maar dat gaat haar toch te ver. ,,Maar morgenochtend…..” Natuurlijk olifantje, dan kijken we verder.