Uit de schuur geklapt
NOTITIES VANUIT DE SCHUUR
Zelfonderzoek
Voor café ’t Scheepje ligt een bootje met ‘Ik heet geen Jan’ erop en dat bootje is in mijn hoofd gaan zitten zoals je dat ook wel met een liedje hebt en krijg het er maar eens uit… Ik fiets langs de bieb, de kerk en de Koningsvijver maar het bootje met ‘Ik heet geen Jan’ erop gaat met mij mee. Ik probeer het te lozen op het slingerdijkje met de wilgen, het te droppen bij de volkstuinen, het te dumpen op het braakliggend akkertje met de petflessen in de berm, maar het wil me niet lukken. Nog altijd zit dat klotenbootje tussen mijn oren en al fiets ik door tot Alphen aan de Rijn, het ziet er niet naar uit dat ik het ooit ergens achter kan laten. Waarom heette dat ding niet gewoon ‘De Albatros’ of ‘De Zilvermeeuw’ of doodgewoon wél ‘Jan’ en waarom moet ik altijd en overal alles lezen, vanwaar die obsessie? Van de eerste schuchtere letters van de kleuter, los of aan elkaar, tot aan de laatste boodschap van de bejaarde moet ik het mijne weten. Neem hier bij de pijl naar links, de opdrachten op de stoep: ‘zing een liedje en zoek de volgende aanwijzing achter het tweede paaltje rechts’. Lezen moet ik het en me beheersen om niet ook nog aan de speurtocht deel te gaan nemen; en dan hebben we de liefdesverklaringen nog onderweg, gekalkt op bruggen en viaducten, gekerfd in banken en boomstammen. Wáárom moet ik overal kennis van nemen, vraag ik me af. Om verrast te worden zoals op dit moment, en te zien hoe in de spiegelruit de aanbeveling ‘Houdt uw straat schoon’ samenvalt met de boodschap van de kiloknaller? Of lees ik alles wat leesbaar is om het op te kunnen schrijven. En dat opschrijven dan, is dat om te onthouden of juist om te vergeten…Gut, wat stond er ook weer op dat bootje?
NOTITIES VANUIT DE SCHUUR
Zelfonderzoek
Voor café ’t Scheepje ligt een bootje met ‘Ik heet geen Jan’ erop en dat bootje is in mijn hoofd gaan zitten zoals je dat ook wel met een liedje hebt en krijg het er maar eens uit… Ik fiets langs de bieb, de kerk en de Koningsvijver maar het bootje met ‘Ik heet geen Jan’ erop gaat met mij mee. Ik probeer het te lozen op het slingerdijkje met de wilgen, het te droppen bij de volkstuinen, het te dumpen op het braakliggend akkertje met de petflessen in de berm, maar het wil me niet lukken. Nog altijd zit dat klotenbootje tussen mijn oren en al fiets ik door tot Alphen aan de Rijn, het ziet er niet naar uit dat ik het ooit ergens achter kan laten. Waarom heette dat ding niet gewoon ‘De Albatros’ of ‘De Zilvermeeuw’ of doodgewoon wél ‘Jan’ en waarom moet ik altijd en overal alles lezen, vanwaar die obsessie? Van de eerste schuchtere letters van de kleuter, los of aan elkaar, tot aan de laatste boodschap van de bejaarde moet ik het mijne weten. Neem hier bij de pijl naar links, de opdrachten op de stoep: ‘zing een liedje en zoek de volgende aanwijzing achter het tweede paaltje rechts’. Lezen moet ik het en me beheersen om niet ook nog aan de speurtocht deel te gaan nemen; en dan hebben we de liefdesverklaringen nog onderweg, gekalkt op bruggen en viaducten, gekerfd in banken en boomstammen. Wáárom moet ik overal kennis van nemen, vraag ik me af. Om verrast te worden zoals op dit moment, en te zien hoe in de spiegelruit de aanbeveling ‘Houdt uw straat schoon’ samenvalt met de boodschap van de kiloknaller? Of lees ik alles wat leesbaar is om het op te kunnen schrijven. En dat opschrijven dan, is dat om te onthouden of juist om te vergeten…Gut, wat stond er ook weer op dat bootje?